Twee jaar na ons trouwen gingen we op
uitgestelde huwelijksreis naar New York. Valentijn was een baby, we telden zijn
leeftijd net niet meer in weken. In New York zou hij drie maanden worden.
In de stoel vóór ons in het vliegtuig zat een
alleenreizende moeder met een kind dat de hele vlucht aan een stuk door bleef
krijsen. Na verloop van tijd werden er door een stewardess discreet oordopjes
uitgedeeld.
Totaal gebroken stonden we op luchthaven
Newark Liberty. Theodor H. die ook in het vliegtuig zat, wees ons met welke bus
we naar Times Square konden komen, waar ons hotel vlakbij was.
Ik vond het een claustrofobische ervaring,
mijn eerste kennismaking met Manhattan, zoiets had ik nog niet eerder gezien.
Ook het idee dat ik echt in New York was, vond ik surrealistisch. Alsof ik
boven mijn stand leefde. Dat zouden mijn ouders nooit gedaan hebben, naar de
Verenigde Staten van Amerika gaan. Net zo ondenkbaar als voor je plezier een
plaat van Sinatra op zetten. Natie van kauwgumkauwende, te hard pratende
afstammelingen van spitshuisboeven en avonturiers. Land zonder cultuur, behalve
dan de zwarte cultuur van de jazz, waar mijn vader een groot liefhebber van
was. Weinig genuanceerde mening uit de tijd van de Vietnamoorlog, toen links
nog het alleenrecht had op morele verontwaardiging.
Na de eerste schok, voornamelijk vanwege het
voor mij nogal intimiderende nieuwe perspectief veroorzaakt door de hoogbouw,
vond ik het een openbaring. Niet eens zo heel anders als Amsterdam, haar
oorspronkelijke naamstad, maar dan ontdaan van het verstikkende provincialisme.
Met Valentijn op mijn buik in een babywrap
sjokten we Broadway op en neer, zaten we op bankjes in Central Park en staken
we Brooklyn Bridge over. In Chinatown gingen we voor het eerst dim-summen. We
hingen eindeloos in luie stoelen bij Starbucks. Vrijwel alles deden we te voet.
Hoopvol lieten we demo’s van ons bandje achter bij een aantal kleine New Yorkse
labels die we van tevoren hadden uitgezocht. In feite leek het erg op wat we
thuis ook al deden.
We fantaseerden over een klein eigen
winkeltje. De babywrap kenden ze daar nog niet, iedereen staarde ons na, op
straat vroeg men ons waar we die doek vandaan hadden. Hey man, where d’ya get
that thing?
Het is voor mij bij die ene keer gebleven.
Bibian is nog wel een keer teruggeweest, op bezoek bij haar vriendin I. Nu
lijkt het onbereikbaarder dan ooit, en bovendien: wat heb ik er nog te zoeken;
Bibian is er niet meer, de Twin Towers zijn er niet meer.
Valentijn is nog altijd trots dat hij er
geweest is, al kan hij zich er natuurlijk niets van herinneren. Op foto’s
uit een automaat op Ellis Island steekt een klein jongetje met kort rood haar
en grote blauwe ogen zijn hoofdje nieuwsgierig uit een grijze babywrap. Een
trotse vader en een trotse moeder. Een huwelijksreis met allure.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten