Ik meet de stilte tussen ons.
Gespannen tel ik elke beweging,
elke ademtocht,
en wacht.
Als ik een roofdier ben,
dan jij mijn zoete prooi.
Plegers morrelen aan sloten,
herders kloppen aan de deur;
steeds kleiner wordt het huis,
wéér gaat de telefoon.
Ik turf de lange en de korte uren,
hou alles bij,
zeg niets.
zaterdag 30 juni 2012
dinsdag 26 juni 2012
Waar was je toen ik je nodig had?
Toen ze me in hun apparaten schoven,
hun hete naalden in me staken,
me alles onder lieten braken,
probeerden me uit te doven?
In de wachtkamer lieveling, ik zat in de wachtkamer.
En toen ze hete pek in me lieten lopen,
In mijn lever sneden,
zakelijk mededeelden
dat ik niet mocht hopen?
Toen zat ik naast je liefste, en hield ik je hand vast.
En toen ze me ook het laatste afnamen,
me in een doos legden,
wat platitudes zegden,
het hek sloten en nooit meer langskwamen?
Toen kookte ik het eten, meisje van me,
en daarna waste ik af.
Toen ze me in hun apparaten schoven,
hun hete naalden in me staken,
me alles onder lieten braken,
probeerden me uit te doven?
In de wachtkamer lieveling, ik zat in de wachtkamer.
En toen ze hete pek in me lieten lopen,
In mijn lever sneden,
zakelijk mededeelden
dat ik niet mocht hopen?
Toen zat ik naast je liefste, en hield ik je hand vast.
En toen ze me ook het laatste afnamen,
me in een doos legden,
wat platitudes zegden,
het hek sloten en nooit meer langskwamen?
Toen kookte ik het eten, meisje van me,
en daarna waste ik af.
Wiedergutmachung
Ik zocht je onder de platanen,
links van Esch - Sonnemans,
in het oude bed van Haaxman,
nu geruimd.
'die konijnen vreten alles op
meneer, je ken niks late liggen'.
Ik zocht je in de gangen bij de liften,
in de allerlaatste kamer,
waar je door slangetjes in zakjes liep,
jij waterklok.
Ik zocht je in de wonderlijk
gesteven lakens - hoe doen ze dat
toch? - het smalle bed, je haar,
je huid.
Ik zocht je in de kille gelaserde
ogen van je moeder, het verwijt,
het zuchten van je zelfgemaakte vader,
wisselkind,
in de enveloppe met inhoud
op de schoorsteenmantel voor je niet gevierde
verjaardagen.
Ik zocht je waar je traag je laatste
lied zong, bij de Chinese kast:
zwart is de kleur van mijn haar,
in de golven die het stof zullen verjagen,
in de cryptogrammen die we maakten,
in de Spaanse woorden,
In de Engelse woorden,
in Capulet en Montague, het meisje
met de engelen.
Die man met zijn verlepte bosje
bloemen die elke dag weer bij de
halte staat.
Ik ben je boekhouder, ik regel alles,
ik maak het allemaal weer goed.
Ik zocht je onder de platanen,
links van Esch - Sonnemans,
in het oude bed van Haaxman,
nu geruimd.
'die konijnen vreten alles op
meneer, je ken niks late liggen'.
Ik zocht je in de gangen bij de liften,
in de allerlaatste kamer,
waar je door slangetjes in zakjes liep,
jij waterklok.
Ik zocht je in de wonderlijk
gesteven lakens - hoe doen ze dat
toch? - het smalle bed, je haar,
je huid.
Ik zocht je in de kille gelaserde
ogen van je moeder, het verwijt,
het zuchten van je zelfgemaakte vader,
wisselkind,
in de enveloppe met inhoud
op de schoorsteenmantel voor je niet gevierde
verjaardagen.
Ik zocht je waar je traag je laatste
lied zong, bij de Chinese kast:
zwart is de kleur van mijn haar,
in de golven die het stof zullen verjagen,
in de cryptogrammen die we maakten,
in de Spaanse woorden,
In de Engelse woorden,
in Capulet en Montague, het meisje
met de engelen.
Die man met zijn verlepte bosje
bloemen die elke dag weer bij de
halte staat.
Ik ben je boekhouder, ik regel alles,
ik maak het allemaal weer goed.
De Clown
Langzaam maak je het uit.
Je geeft je aan een ander;
wat eerst zo onbezorgd van mij
was, is nu vrij.
IJdel was ik en onnozel.
Ik weet wel: hij is mooier, slimmer,
wreder dan ik ben.
Hij neemt je mee waar ik je nooit
kan weten.
Ik zeg niets, glimlach maar zo'n
beetje.
Wil je wat drinken liefste? Nog wat
eten?
Langzaam maak je het uit.
Je geeft je aan een ander;
wat eerst zo onbezorgd van mij
was, is nu vrij.
IJdel was ik en onnozel.
Ik weet wel: hij is mooier, slimmer,
wreder dan ik ben.
Hij neemt je mee waar ik je nooit
kan weten.
Ik zeg niets, glimlach maar zo'n
beetje.
Wil je wat drinken liefste? Nog wat
eten?
We wonen al dagen in het oog van een orkaan.
Jij zingt de stilte en de hoop,
terwijl ik microfoons verschuif
en in paniek op knoppen druk.
Acht jaar, beloofden we elkaar,
zeven, zes, goed, een half uur dan maar.
De avond valt, je schrijft, de woorden waaien uit.
Als iedereen leest dan zijn we met heel veel.
Je stem.
Nog is het stil.
Jij zingt de stilte en de hoop,
terwijl ik microfoons verschuif
en in paniek op knoppen druk.
Acht jaar, beloofden we elkaar,
zeven, zes, goed, een half uur dan maar.
De avond valt, je schrijft, de woorden waaien uit.
Als iedereen leest dan zijn we met heel veel.
Je stem.
Nog is het stil.
Abonneren op:
Posts (Atom)