Bibian’s ouders waren heel anders dan ik had
verwacht. Ze had me ook nog niet zo veel over ze verteld toen ik ze leerde
kennen. Eén keer per jaar onderbraken ze hun permanente zonvakantie op de
Canarische eilanden voor doktersbezoek in Nederland en zochten dan meteen hun
dochter even op. Ik vond ze eerst wel grappig. Zulke lompe en botte types had
ik nog niet eerder ontmoet, ik dacht dat het allemaal maar een soort rare pose
was, dat ze het niet echt meenden.
Later nodigden ze ons ook wel eens bij hun
uit.
Zodra we er waren namen ze ons compleet over.
Voor we het wisten zaten wij achterin een four-wheel-drive met de airco aan en
de ramen potdicht, zij voorin mopperend en kettingrokend, en wij als makke
schapen, geen idee wat we gingen doen en hoelang dat zou gaan duren, niet in
staat vragen te stellen of te protesteren, vechtend tegen de misselijkheid
vanwege de sigarettenrook en mijn schoonvaders ‘macho’ rijstijl, met het
ongemakkelijke gevoel dat ze ons iets onuitgesproken verweten.
Meestal gingen we dan ergens eten waar zij de
bediening slecht vonden, de kaart belacheljk en het eten ‘veel minder dan de
vorige keer’. Alles werd voor ons betaald, maar niet van harte. Zo voelde het
althans.
Het waren mensen waar niet mee viel te praten
of te onderhandelen, en Bibian bezwoer me mijn mond te houden. Zij kende haar
ouders goed genoeg om te weten hoe die op kritiek zouden reageren. ‘Dan moesten
we het boek maar sluiten’, was de standaard reactie. Dat betekende dat de
relatie verbroken werd. En dat wilde Bibian niet. Ze hoopte dat haar ouders
uiteindelijk toch redelijke mensen zouden blijken. Dat het allemaal een groot
en verschrikkelijk misverstand was. Dat ze het natuurlijk nooit zo bedoeld
hadden. En dat het allemaal weer goed zou komen.
Toen onze kinderen geboren werden, dacht Bibian
een troef in handen te hebben. Zulke mooie en betoverende kinderen als de onze,
daar zouden hun ijzige harten vanzelf van smelten. Van harteloze en
ongeïnteresseerde ouders zouden ze veranderen in lieve en belangstellende
grootouders. Dan werd er maar een generatie overgeslagen.
Dat gebeurde niet. Ze lieten zich nu wel opa
en oma noemen – het zou me niet verbazen als ze elkaar thuis ook zo aanspraken
– maar het was inhoudsloos. Ze waren vooral afwezig. De eerste keer dat de
kinderen bij ze mochten logeren, ze woonden inmiddels weer in Nederland, kwam
Swip huilend thuis omdat opa alleen maar op hem had gemopperd. Valentijn was
ook weinig enthousiast over het uitje. Alleen Lulu die nog een peuter was, had
het wel spannend gevonden. Daarna mochten ze nooit meer alledrie tegelijk
komen. Swip heeft nog één keer bij ze gelogeerd, maar belde ’s avonds al met
een huiltje in zijn stem. Toen ik vroeg of ik hem moest komen halen nam opa de
telefoon over. Ze gingen aan tafel; er werd opgehangen. Bij thuiskomst bleek
dat hij heimwee had gehad. Oma was daar zo boos om geworden dat ze verder niet
meer tegen hem had gepraat. Ik was woedend, maar Bibian zag het anders. Zij
vond het juist wel goed dat onze kinderen iets zouden meekrijgen van de
verstikkende atmosfeer waarin zij zelf was opgegroeid. Haar moeder had soms
dagenlang niet tegen haar gepraat zonder dat ze er ooit achter kwam waarom.
En ik moest alweer beloven mijn mond te
houden. Haar ouders zouden toch alleen maar het contact verbreken en dat wilde
Bibian niet. Althans niet op die manier. Dat zou een slecht voorbeeld zijn voor
onze kinderen. Want nog altijd hoopte ze dat het goed zou komen.
Haar vader stierf anderhalf jaar vóór Bibian,
zonder ook maar eenmaal te hebben gezegd dat Bibian iets voor hem had betekend.
Zuchtend en steunend was hij door het leven gegaan en zo blies hij ook zijn
laatste adem uit.
Nu hoopte Bibian dat ze met haar moeder
misschien nog tot iets van een verstandhouding zou kunnen komen. Ze deed erg
haar best behulpzaam te zijn bij de begrafenis; ontwierp een mooi kaartje en
hielp met het uitzoeken van de muziek. Na afloop bood ze haar digibete moeder
hulp aan bij het afwikkelen van allerlei zaken. Die wilde daar echter niets van
weten. Ze had haar altijd al in de kou laten staan, en nu hoefde het niet meer.
Toen Bibian ziek werd is haar moeder precies
twee keer langs geweest, waarbij ze vooral verwijten heeft gemaakt. Ze heeft
daarnaast nog hooguit een keer of vier gebeld. Dat waren moeilijke en pijnlijke
gesprekken.
Maar nog altijd wilde Bibian niet dat ik me
uitsprak. Voor de kinderen. Die hadden immers een oma nodig als zij er niet
meer was. Toen het me na een bizar telefoongesprek - waarbij ik meeluisterde –
echt te gortig werd heb ik mijn schoonmoeder een boze mail gestuurd. Boos, maar
met de uitdrukkelijke uitnodiging de kans te grijpen om nog iets voor haar
dochter te betekenen.
Ze is toen nog één laatste keer langs geweest.
Bij die gelegenheid vroeg Bibian haar moeder of ze na haar dood mij en de
kinderen misschien een beetje zou willen helpen. Daar was oma zichtbaar ontstemd over, maar ze zegde toe het wel eens met haar accountant te zullen
bespreken. Daarna vroeg ze haar moeder of die niet samen met haar een therapeut
wilde bezoeken. Misschien konden ze zo nog iets van de lucht klaren voor het
te laat was. Bij het woord therapeut stond mijn schoonmoeder als door een adder
gebeten op, graaide haar jas van de kapstok en trok de deur woedend achter zich
dicht.
Dat was de laatste keer dat Bibian haar sprak.
Hoewel ze zei dat het haar geen pijn meer deed, zag ik toch wel hoe
teleurgesteld ze was toen haar moeder zelfs op haar verjaardag – ze was toen al
heel erg ziek - niets liet horen. Geen telefoontje, geen kaartje, geen sms.
Niets.
Soms denk ik wel eens dat het Bibian en mij
een hoop verdriet en ergernis had bespaard als we ons wél eerder hadden
uitgesproken.
Van ‘oma’ hebben we na de begrafenis nooit
meer iets vernomen. Ik vermoed dat het boek nu definitief gesloten is.