maandag 14 januari 2013

Meneer Barbiers


Onze benedenbuurman in de Des Presstraat was geen gemakkelijk mens. Na diverse kortstondige affaires middels contactadvertenties had hij de hoop opgegeven. Aan hem lag het niet. Zijn laatste ‘mevrouw’ had hij de deur gewezen toen bleek dat ze borstkanker had en er bij haar een borst afgezet zou worden. Daar had hij geen trek in. ‘Je wil toch wat voor je handen,’ verklaarde hij.
Toen ik boven hem kwam wonen was hij vrijwel blind van de staar aan beide ogen. We spraken elkaar soms in het trapportaal waar ik mijn fiets stalde. Ik was op dat moment de enige in het pand met een fiets en zette die ’s avonds binnen.
Mijn vader was niet lang daarvoor aan staar geopereerd en ik meende te weten dat er voor mijn buurman, ondanks zijn gevorderde leeftijd, toch nog wel iets aan te doen was.
Zijn huisarts beweerde dat hij te oud was voor een operatie. Ik belde eens wat rond en kreeg te horen dat dit onzin was. Hij moest gewoon doorverwezen naar een oogarts. Ik bood aan een en ander voor hem te regelen.
Uiteindelijk werd hij – één voor één – aan beide ogen geopereerd en kreeg hij zijn gezichtsvermogen goeddeels terug.
Toen zag hij ook dat ik mijn fiets in het gemeenschappelijke trapportaal stalde.
‘Eruit met die fiets!’ mopperde hij. ‘Het is hier geen fietsenstalling.’
Formeel had hij gelijk. Hij dreigde de woningbouwvereniging te waarschuwen. Voortaan parkeerde ik mijn rijwiel dan maar voor de deur.
Na zijn laatste scharrel kreeg hij nauwelijks nog bezoek. Met zijn kinderen had hij al jaren geen contact. Vrienden had hij niet.
Hij werd nu ook doof. Tot diep in de nacht zat hij voor zijn televisie – op vol volume – te doezelen. Op de vloer stampen, lang aanbellen of op de ramen bonzen had weinig effect. Hij hoorde het gewoon niet.
Hij kreeg last van zijn been, kon niet meer voor zichzelf zorgen. De thuishulp dreef hij tot wanhoop met zijn eindeloze gemopper, tot ook die niet meer kwam. Hij waste zich niet meer, ruimde zijn huis niet meer op. Dag in dag uit zat hij voor de buis. Soms werden we ’s nachts wakker van luid gekreun en gehijg onder ons. Dan had hij een pornofilm opstaan. Hoe hard we ook met de brievenbus klepperden of op het raam bonsden, hij hoorde het niet. Met ontbloot bovenlijf - op een klein strak bhtje na, daar hadden we hem al vaker mee gezien - en in een groezelige gestreepte pyamabroek zat hij luid snurkend voor zijn televisie.
Een enkele keer waarschuwden we de politie. Die sloegen kordaat een ruit in, zetten het toestel uit en legden hem in bed. Meer konden ze ook niet doen.
Zijn been verergerde, hij kon helemaal niets meer, maar koppig weigerde hij elke hulp of ziekenhuisopname.
Het was winter geworden. Stoken deed hij niet.
Daar zat hij dan in zijn onderbroek omringd door zijn eigen uitwerpselen op zijn stoel voor een familieprogramma in de vrieskou. Terwijl ik de weekenddokter belde is Bibian hem samen met onze bovenbuurvrouw in bed gaan leggen.
Toen de arts eindelijk arriveerde blies hij zijn laatste adem uit. Kennelijk wilde hij niet alleen sterven. Een klein uur later werd hij rechtop in een plasic lijkzak het huis uitgerold. Exit meneer Barbiers.
  

4 opmerkingen:

  1. vanmorgen las ik: als je niet verandert ben je dood.'life is a moving target'
    zou dat het verschil zijn tussen leven en dood?
    maria

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ik wordt van dit verslag zo extreem treurig
    en verdrietig
    juist omdat ik weet dat het zo ook kan gaan
    maar men vergeet, zelf worden ze ook oud
    en wie weet hoe wij dan zijn.............
    groeten patty

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. dit wilde ik nog toevoegen
      een mens wordt zo niet geboren
      maar een mens wordt zo gemaakt
      denk niet dat gebeurd mij niet
      want dat weet je niet
      de enige die juist hebben gehandeld
      ben jij bibian en de bovenbuurvrouw
      de rest heeft hem in de steek gelaten
      door zijn rare gewoontes en viezigheid
      zo triest.................

      Verwijderen