Twee weken na de dood van mijn moeder ging ik
met mijn vader naar Schotland voor een korte vakantie. Eerst met de boot naar
Hull en dan in twee dagen met de auto naar het hoge noorden. We hadden een
huisje gehuurd in Inverasdale, vlakbij Poolewe aan de westkust.
Als ik naar de foto’s kijk zie ik een een
magere jongeman met een scherp gezicht in donkere kleren. De blik naar
binnengekeerd.
Ik had een eigen kamer waar ik veel tijd
doorbracht met lezen en het schrijven van liedjes op mijn gitaar. Ik stond in
die tijd ingeschreven als student aan de faculteit Theologie van de
Universiteit van Amsterdam waar ik Latijn en Grieks volgde. Ik was half van
plan Klassieke talen te gaan studeren.
We maakten lange wandelingen door het
adembenemend mooie landschap maar spraken niet veel met elkaar. Mijn vader was
kritisch. Hij vond – terecht – dat ik mijn studie niet serieus nam en teveel
tijd in het café doorbracht.
Ik studeerde eigenlijk vooral als een soort excuus om nog niet op eigen benen te hoeven staan. Ik wilde gitarist zijn, een leven
als musicus opbouwen, maar twijfelde of ik daar ooit van zou kunnen rondkomen.
In plaats van mij aan te moedigen of gerust te
stellen, voedde mijn vader mijn twijfel. Hij vond dat ik eerst mijn studie
moest afmaken. In zijn ogen was gitaarspelen een hobby. Niet serieus. Hij kon
zich er toen in elk geval nog geen voorstelling van maken.
Ik had geen moeder meer, hij geen vrouw. Ik
geloof niet dat ik me erg om hem bekommerde, of me afvroeg hoe dat voor hem
was. Misschien omdat hij al een nieuwe liefde achter de hand had, waar hij
vrijwel dagelijks lange telefoongesprekken mee voerde. Hij was ziek, hoewel voorlopig genezen verklaard. Prostaatkanker.
Ik probeer mezelf met hem te vergelijken. Iets
van hem te begrijpen.
Hij heeft weinig tijd voor zichzelf genomen.
Misschien was mijn moeder’s dood voor hem een opluchting. Hij heeft al
die jaren van haar ziekte zonder morren trouw voor haar gezorgd. Hij hield van
haar; een liefde die – vermoed ik – maar ten dele werd beantwoord. Ze heeft het
hem niet gemakkelijk gemaakt. Ze speelde met de gedachte hem te verlaten zodra
ik oud genoeg zou zijn om voor mezelf te zorgen. Dat sprak ze ook uit. Ook
als ze het nooit zou doen wilde ze het toch gezegd hebben. Ze droomde ervan
‘onafhankelijk’ te zijn, haar eigen geld te verdienen, in plaats van
maandelijks een bedrag voor het huishouden op haar giro te krijgen van mijn
vader.
Dat had ze al veel eerder kunnen doen, maar
omdat de noodzaak er niet was – mijn vader had een goed inkomen als leraar
Engels – deed ze het niet. Het gaf haar de vrijheid haar dagen naar eigen
goeddunken in te delen en te doen waar ze zin in had: tekenen, studeren, de
Joodse mystiek.
Voor hem was ze al die tijd vanzelfsprekend
zijn ‘grote liefde’. En nu was die vanzelfsprekendheid ineens weggevallen.
Bleek de wereld groter te zijn.
Op een foto staan we samen voor ons
huisje onder een dubbele regenboog. Een grote en een kleine. Nergens raken ze
elkaar.
Mooi weer gehad?
BeantwoordenVerwijderenVeel jonge mensen uit die periode, hadden emotioneel weinig contact met hun ouders. Dat hoeft niet weg te nemen dat je toch van iemand hield of er om treurde. Misschien dringt dat pas later door, misschien moet je eerst zelf iets heftigs meemaken voor je je realiseert wat je ouders toen gevoeld moeten hebben. Een jong mens is nog zo bezig mens te worden en de wereld zijn woning te maken, dat empathie soms niet hoog op de lijst staat, wat de volwassenen op hun beurt weer tegen de borst kan stuiten. Ingewikkeld, vooral als er weinig over gevoelens wordt gepraat.
BeantwoordenVerwijderenWeer treffend beschreven.
ook de fotoos uit die tijd zijn vrij statisch?
BeantwoordenVerwijderenNu scrollen we heen en terug door de tijd...
Benieuwd hoe de kinderen later naar die fotoos zullen kijken?
maria