vrijdag 24 april 2015

Klimaat

Er is veel geklaagd over de bezuinigingen op de subsidies voor de kunsten, maar het heeft weinig uitgehaald. Kunstenaars kunnen nu eenmaal geen vuist maken, niet met stakingen dreigen. Van oprecht gevoelde solidariteit is binnen de beroepsgroep ook al weinig sprake, daarvoor is de groep te klein, te individualistisch en te versnipperd.
    Het subsidieklimaat is bij ons een aantal jaren relatief gunstig geweest, maar het is nog maar de vraag of dat ook betere kunst heeft opgeleverd. Als ik me beperk tot het componeren, vrees ik dat de vorige eeuw uiteindelijk niet meer dan twee spraakmakende stukken heeft opgeleverd die met een beetje geluk de tand des tijds zullen doorstaan: Canto Ostinato van Simeon ten Holt, en De Staat van Louis Andriessen. Dat is dan de oogst van een bloeiend muziekleven met belangrijke festivals voor nieuwe muziek, gespecialiseerde orkesten, een internationaal vermaarde ensemblecultuur, een gesubsidieerde staatsuitgeverij, twee elkaar te vuur en te zwaard bevechtende beroepsverenigingen, jaarlijkse prijsuitreikingen en een aantal elkaar beconcurrerende conservatoria voor de nieuwe aanwas.
    Als je op straat een willekeurige voorbijganger vraagt om tien Nederlandse componisten te noemen, desnoods van de afgelopen vijfhonderd jaar, zullen de meesten niet ver komen.
    Toen ik in de jaren tachtig met enige regelmaat in de voormalige Sovjet Unie speelde, kreeg ik van de middelbare scholieren en studenten die onze concerten bezochten, elpees, cd’s en in een enkel geval zelfs partituren van mij toen nog volkomen onbekende Russische componisten als Alfred Schnittke, Sofia Goebaidoelina, Edison Denisov en natuurlijk Schostakovitch, naast elpees van populaire cultbands als Aquarium en anderen.
    Ik denk niet dat er bij ons geen vergelijkbare kwaliteit bestaat of mogelijk zou zijn, maar ik weet wel heel zeker dat moderne muziek niet leeft, niet hip is, en dat onze componisten weinig of niet tot de verbeelding spreken bij de gewone man, jongelui, studenten en scholieren.
    Dat vind ik jammer. Ik denk namelijk dat het dáár begint, en dat we daar iets aan zouden moeten doen. Niet door de muziek aan te passen aan de vermeende smaak van een jong publiek of aan de grootste gemene deler, maar door op de een of andere manier duidelijk te maken dat nieuwe muziek wel degelijk leuk is en de moeite waard. Dat zullen we zelf moeten doen, dat is geen taak voor de overheid en haar uitvoerende apparaat van welwillende, of minder welwillende ambtenaren.
    Toen mijn liedcyclus ‘Quote… unquote’ door het Nieuw Ensemble in première werd gebracht in de kleine zaal van het Amsterdamse concertgebouw vond ik dat behoorlijk cool. Hoewel het stuk goed ontvangen werd, baarde het mij toch zorgen dat de gemiddelde leeftijd in de zaal rond de zeventig jaar lag; abonnementspubliek, neem ik aan. Na afloop strompelde er een dame met blauw geverfd haar op mij af. ‘Erg mooi hoor, meneer Ten Holt! U bent zeker familie ván?’ Ze
trakteerde me op een vette knipoog. ‘Hè wat?’ vroeg haar echtgenoot die met een hand op zijn stok leunde en de andere achter zijn oorschelp hield gevouwen. ‘Hij is familie ván!’ knikte zijn vrouw hem veelbetekenend toe. Daar moet je het dan mee doen.
    Vooralsnog geloof ik dat ik me meer opwind over het hoge eigen risico bij de zorgverzekering.

1 opmerking:

  1. hy,, i'm just blogwalking..
    i'm very happy to visit this site,, have a nice day :)

    BeantwoordenVerwijderen